Sociaal beleid WERKT, afbouwbeleid zal armoede doen stijgen

05/07/2024

10 juli 2024, persbericht Decenniumdoelen

 

Open brief aan de informateur

De coronacrisis en de explosie van de energieprijzen na de Russische inval in Oekraïne hebben de koopkracht van de Belgen onder druk gezet, maar de overheid heeft ingegrepen om de bevolking te helpen die stormen te doorstaan. Tegelijkertijd zien we dat meer mensen dan ooit aan het werk zijn, tegen een achtergrond van een steeds oudere én meer diverse bevolking. Nu de aandacht verschuift naar de vraag hoe het begrotingstekort terug te dringen, loont het de moeite om na te gaan welk effect deze crisissen, het overheidsingrijpen en de veranderingen in de samenleving hebben gehad op de armoede in België en de positie van de lage middenklasse in de periode 2018-2022.

• Sociaal beleid maakt wel degelijk het verschil.

• Werk alléén is niet voldoende voor positieve sociale mobiliteit.

Op vraag van Decenniumdoelen en de Denktank Minerva heeft Wim Van Lancker (KU Leuven) verder gebouwd op een eerder rapport over ‘de lage middenklasse in België’ (voetnoot1) , waarin we de periode 1985-2016 beschouwden. Toen moesten we nog vaststellen dat de verschillende inkomensklassen in België steeds verder uit elkaar groeien, en dat de inkomenskloof tussen mensen in armoede en de rest van de samenleving steeds dieper werd. De centrale dynamiek was er één van toenemende polarisatie: terwijl de groep met de allerlaagste en de allerhoogste inkomens groter werd, kalfde de kernmiddenklasse af. We konden toen ook vaststellen dat het tweeverdienersmodel duidelijk de norm is geworden om een voldoende inkomen te waarborgen.

In dit nieuwe rapport kijken we meer in het bijzonder naar de periode 2018-2022: we vergelijken dus de situatie in België na de impact van de corona- en energiecrisis met de situatie voordien.

Vanuit de analyse van de cijfers doen we enkele opvallende vaststellingen:

1. Armoede daalt, maar België blijft twee-derde samenleving

Het aandeel mensen met een inkomen onder de armoedegrens is sinds 2018 gedaald: we zien dus een trendbreuk met de decennia voordien. Bovendien zien we ook dat de groep mensen die tot de lage middenklasse of tot de kernmiddenklasse behoren is toegenomen. De polarisatie die we eerder konden vaststellen, heeft zich dus niet doorgezet. Ondanks de globaal gestegen welvaart in die periode blijft België nog steeds een ‘één derde – twee derde’ samenleving: één derde van de Belgen leeft in armoede (12,3%) of behoort tot de lage middenklasse, net boven de armoededrempel (19,6%), tweede derde van de Belgen behoort tot de kernmiddenklasse, de hogere middenklasse of is rijk.

2. Werk alléén is niet voldoende voor positieve sociale mobiliteit

Opvallend: de toename van het aandeel mensen met een inkomen uit arbeid kan de daling van het aandeel mensen in armoede niet verklaren. Dit geringe effect valt te verklaren door het feit dat de werkgelegenheid vooral is toegenomen in huishoudens waar nu maximaal één persoon aan het werk is, of waar deeltijds wordt gewerkt (en vaak aan een lager loon). In zulke gevallen volstaat een inkomen uit arbeid vaak niet om uit armoede te klimmen, en zijn er bijkomende ‘sociale transfers’ nodig om die huishoudens uit armoede te tillen.

3. Sociaal beleid maakt wel degelijk het verschil

Een sterker en effectiever overheidsingrijpen (verhoging van de minimumlonen, de minimumpensioenen, de sociale minimumuitkeringen en de welvaartsaanpassing van de sociale uitkeringen) heeft wél een betekenisvolle, positieve impact gehad op de armoedecijfers. Meer mensen dan ooit worden uit armoede getild, en meer mensen dan ooit klimmen door uit de lage middenklasse naar de kernmiddenklasse dankzij sociale transfers. Zeker voor gezinnen waar een inkomen uit arbeid gecombineerd wordt met een inkomen uit de sociale zekerheid zien we een sterke toename van de sociale mobiliteit.

4. Herverdelingsbeleid gaat niet ten koste van de hogere-inkomensgroepen

Het toegenomen effect van de overheidstransfers ging niet ten koste van de hogere-inkomensgroepen: hun relatieve positie bleef opvallend stabiel over de periode 2018-2022. De overheidstransfers tilden de bodem op, zonder dat dit ten koste ging van wie al een hoger inkomen had.

Decenniumdoelen en Minerva concluderen dan ook samen:

• Eénzijdige focus op ‘werk, werk, werk’ is weinig efficiënt en volstaat niet om de armoede terug te dringen. Het centrale idee van ‘betaald werk’ als motor van emancipatie, en het principe dat ‘werken meer moet lonen’ (of anders gesteld: dat niet werken vooral niet mag lonen) blijft immers in het huidige discours sterk overeind. Dat idee ligt ook aan de basis van de wederkerende roep de kloof tussen werken en niet-werken nog te verdiepen (ook al bedraagt die in praktijk vaak al meer dan vijfhonderd euro) (voetnoot 2).

• Een sterk en sociaal herverdelingsbeleid is en blijft een noodzakelijk instrument om de armoede en ongelijkheid in te dammen. Wanneer de werkloosheidsuitkeringen echter (opnieuw) worden afgebouwd of beperkt zouden worden in de tijd,(voetnoot 3) de voorwaardelijkheid van de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen wordt versterkt en de sociale uitkeringen en het leefloon voor enkele jaren nominaal dreigen te blokkeren zal zich dat rechtstreeks vertalen in een stijging van de armoede en dreigt de oorspronkelijke trend naar polarisatie tussen de verschillende inkomensklassen zich opnieuw te manifesteren.

Onze gezamenlijke boodschap is dus duidelijk: Sociaal beleid WERKT, afbouwbeleid zal armoede doen stijgen.

 

Eindnoten

1 Laure-lise Robben, Aaron Van den Heede & Wim Van Lancker (2018), De lage middenklasse in België. Studie op vraag van Denktank Minerva en Decenniumdoelen. Hier of hier beschikbaar.

2 Johannes Derboven, Ive Marx & Gerlinde Verbist (2024), Progressieve tewerkstelling in diverse uitkeringsstelsels. Verkennend onderzoek naar de opportuniteiten en valkuilen.

3 Ook al berekende de RVA dat het besparingspotentieel van dergelijke voorstellen eerder gering is. Zie: RVA (2022), 10 jaar versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkering. Evaluatie van de impact op de transities naar werk en op de sociale uitgaven in de periode 2010-2020